DE V VAN VERWIJTBAARHEID

Vanaf 1 juli a.s. bevat de wet acht redelijke gronden voor ontslag. Een van de gronden is zodanig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij de arbeidsovereenkomst laat voortduren.

De parlementaire geschiedenis spreekt in de memorie van toelichting over verwijtbaar handelen dat “ernstig” moet zijn. De wetgever heeft gewezen op een werknemer die zijn reintegratieverplichtingen niet nakomt en op omstandigheden, die een dringende reden opleveren voor ontslag als voorbeelden van ‘ernstig verwijtbaar handelen’. Een dringende reden is echter, volgens dezelfde parlementaire geschiedenis, niet altijd ernstig verwijtbaar.

Het onderscheid tussen verwijtbaar handelen of nalaten en ernstig verwijtbaar handelen of nalaten is van belang omdat de werkgever bij ernstig verwijtbaar handelen of nalaten geen transitievergoeding hoeft te betalen, tenzij dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Wanneer verwijtbaar handelen of nalaten door de werknemer “ernstig” is, en wanneer het niet toekennen van een transitievergoeding “naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar” is, zal nog veel stof voor discussie opleveren. De rechtspraak zal hierin na 1 juli 2015 duidelijkheid moeten brengen.