DE B VAN BEDENKTERMIJN

Met ingang van 1 juli 2015 wordt in de wet de zogenoemde bedenktermijn opgenomen. Dit houdt in dat de werknemer na het sluiten van een beëindigingsovereenkomst, waarmee de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd, het recht heeft om deze buitengerechtelijk te ontbinden. Dit kan hij doen door binnen 14 dagen na het sluiten van de overeenkomst een schriftelijke verklaring aan de werkgever te richten. De werknemer hoeft geen reden op te geven voor de ontbinding. De werkgever is verplicht om de bedenktermijn op te nemen in de beëindigingsovereenkomst. Doet hij dat niet, dan wordt de bedenktermijn verlengd naar 21 dagen. Hetzelfde geldt voor de werknemer die schriftelijk instemt met een opzegging door de werkgever, zonder toestemming van UWV of in strijd met een opzegverbod. Deze werknemer kan zijn instemming binnen 14 dagen herroepen door een schriftelijke verklaring aan de werkgever en zonder opgaaf van reden. De werkgever is verplicht om de werknemer hier binnen 2 werkdagen na zijn instemming schriftelijk op te wijzen. Ook hier wordt de termijn verlengd naar 21 dagen, als de werkgever dat niet doet.

De gedachte achter deze bedenktermijn is dat de werknemer de gelegenheid krijgt om zich te laten adviseren en beschermd wordt tegen eventuele door hem gevoelde psychische druk om in te stemmen met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Er wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen de werknemer die zich al heeft laten voorzien van juridische bijstand en de werknemer die dat niet heeft gedaan.

Om misbruik van de bedenktermijn te voorkomen, bijvoorbeeld door steeds opnieuw te ontbinden of te herroepen om een betere regeling uit te onderhandelen, wordt een anti misbruik bepaling opgenomen in de wet. Op grond daarvan kan de werknemer die gebruik maakt van de bedenktermijn, dit recht gedurende een periode van zes maanden niet opnieuw inroepen.