Wordt het tijd om slapende dienstverbanden wakker te schudden?

De Wet werk en zekerheid introduceerde per 1 juli 2015 een aanspraak voor werknemers op een transitievergoeding. Ook werknemers wier arbeidsovereenkomst na de (verlengde) wachttijd van 104 weken op initiatief van de werkgever eindigde kregen recht op een transitievergoeding. Met name grote werkgevers reageerden op deze aanspraak door werknemers na afloop van de loondoorbetalingsperiode in dienst houden om betaling van de transitievergoeding bij ontslag te voorkomen.

Toenmalige minister van Sociale Zaken Asscher schreef in een brief aan de Tweede Kamer dat hij van mening was dat het in dienst houden van een werknemer vanwege de enkele reden om (nog) geen transitievergoeding te hoeven betalen niet getuigde van fatsoenlijk werkgeverschap. Werknemers hebben daarover geprocedeerd en gesteld dat een werkgever die een dienstverband na 2 jaar ziekte bewust niet opzegt ‘ernstig verwijtbaar’ handelt en daarom een billijke vergoeding verschuldigd is. Rechters zijn daarin niet meegegaan. Ook in hoger beroep is geoordeeld dat het in stand houden van het dienstverband om op die manier te ontkomen aan het betalen van een transitievergoeding geen tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst of misbruik van bevoegdheid oplevert.

Asscher zag dat (grote) werkgevers als belangrijkste reden voor het in standhouden van dienstverbanden opgaven de in Asscher’s brief aan de Tweede Kamer van 21 april 2016 aangekondigde wetgeving op grond waarvan de werkgever een bij ontslag van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer betaalde transitievergoeding wordt gecompenseerd. De compensatieregeling is inmiddels gearriveerd in de vorm van de Wet van 11 juli 2018, houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid. Op grond van de gewijzigde wettekst treedt de regeling op 1 april 2020 in werking. De werkgever dient binnen zes maanden een aanvraag in te dienen bij UWV. Compensatie van transitievergoedingen in de periode 1 juli 2015-1 april 2020 kunnen tot uiterlijk 1 oktober 2020 worden ingediend.

Asscher schreef destijds dat het wat hem betrof niet voor de hand zou liggen om ook de transitievergoeding te compenseren die verschuldigd is over de periode dat het dienstverband na afloop van de loondoorbetalingsperiode slapend in stand is gehouden. In samenhang met het feit dat aan het voorgenomen wetsvoorstel terugwerkende kracht zal worden verleend, was er volgens hem geen reden meer om deze praktijk van slapende dienstverbanden in stand te houden. De regeling is met dat inzicht opgesteld en het UWV berekent de compensatie per de datum einde wachttijd. Anders gezegd: de werkgever die nog steeds dienstverbanden slapend heeft gehouden zal bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer een hogere transitievergoeding moeten betalen dan de compensatie die hij van het UWV ontvangt.

Mocht je hier nog vragen over hebben, neem dan gerust contact op met

Igor Janssen van g r i p h.